De kloostertuin
In de huidige kloostertuin herinneren enkel de achttiende-eeuwse tuinmuur, het tuinpaviljoen en de monumentale bomen aan het verleden van het klooster. Het vierkante tuinpaviljoen, de Gloriëtte, is tegelijk met de noordelijke tuinmuur gebouwd. Oorspronkelijk waren er twee paviljoens. Daarvan is er één bewaard gebleven.
Oude elementen
Tuinmuur en tuinpaviljoen zijn opgetrokken in baksteen en hebben een onderbouw van kalkbreuksteen. De verschillende metselverbanden en typen baksteen tonen letterlijk de historische gelaagdheid van de muur. De tuinmuur wordt ten zuiden en westen van het tuinpaviljoen onderbroken door een aantal openingen en aan de oostzijde door zogenaamde lisenen; dit zijn uitstekende stroken met een decoratieve functie. De haken in de oostelijke muur wijzen op het gebruik van leifruit. Halverwege de zuidelijke muur zijn de contouren van een oude poort zichtbaar, herkenbaar aan de sierlijke omlijsting van Naamse steen. Bij deze oude ingang lag in de 19e eeuw een begraafplaats.
Tweedeling
Het is vrijwel zeker dat de tuin in het verleden in vier gelijke vakken, van circa 1600 m2, was
verdeeld. Vermoedelijk was er centraal in het midden een waterkom. Toen Stichting het Limburgs Landschap het klooster aankocht, bestond de tuin uit twee verschillende delen. Deze tweedeling gaf een goed beeld van het gebruik van de tuin aan het begin van de twintigste eeuw. Het zuidelijke deel was ingericht voor recreatief gebruik, het noordelijke deel voor functioneel gebruik. Oude foto’s laten zien dat bij de noordmuur groenten en fruit werden verbouwd. Ook de aanzet van een glasdak of kas aan de noordelijke muur wijst daarop.
Voortborduren op verleden
Het nieuwe ontwerp van de kloostertuin borduurt voort op het verleden. De tweedeling is in stand gehouden. Fruit en groenten bepalen het beeld aan de noordkant terwijl gras en bomen het beeld aan de zuidkant bepalen. Centraal in het midden prijkt als vanouds een waterkom.